Waarschuwing vooraf: dit verhaal is niet zo heel erg hip meer, want ik heb het driekwart jaar geleden al geschreven. Om toch even wat gehypete shite aan te bieden, is hier de Zuid-Afrikaanse hiphopgroep Die Antwoord. Ironisch zijn ze, welzeker. Of zelfs post-ironisch? Nee, zulke vooruitstrevende geesten zijn die fakers nu ook weer niet. Wel zowat post-ironisch, maar al aardig gedateerd: de Berlijnse Alexander Marcus. Duitse schlager over kale electrobeats, uit het hart gegrepen & ziek; méér dan een flauwe parodie. En download qua underground dance Chop Block van Miro Pajic, hoewel die track ook alweer een jaar oud is...
Ik ben een hippe vogel, die altijd bovenop de tijdsgeest wil zitten. En wat is er modieuzer in deze tijden van economische recessie, dan een kansloze uitkeringstrekker te zijn? Dus raakte ik mijn baan kwijt en begon aan het sombere bestaan van de werkloze: niks doen, verplicht solliciteren en staatssteun ontvangen. Mijn waak- en slaappatroon veranderde al snel. Meestal ging ik om vijf uur 's ochtends naar bed en stond om één uur 's middags op. Per dag groeide m'n onzekerheid over de kans dat ik ooit nog een baan zou vinden.
Ja, beste mensen, 't was geen peulenschil. Bij het UWV (voorheen Centrum voor Werk en Inkomen) zeiden ze het goed: ‘Het is niet leuk om werkloos te zijn. Jullie willen natuurlijk allemaal weer zo snel mogelijk aan de slag.’
Ik sprong op en riep: ‘Precies, mevrouw! Het is een marteling om iedere dag laat op te staan, doordrongen van het besef dat anderen al uren aan het werk zijn. Oh, kon ik me maar in hun rangen voegen... Dan hoefde ik me niet langer bezig te houden met dingen waar ik zelf zin in heb, maar kon ik me weer volop inzetten voor dingen waar een ander zin in heeft!.. Wanneer komt er een einde aan deze hel?’ Ik barstte in grienen uit.
De steuntrekker die rechts naast me zat, sloeg z'n arm troostend om me heen.
Ik boog me voorover en begroef mijn gezicht in mijn handen. ‘Daar heeft mijn moeder...me al die Brinta toch niet voor gevoerd?’ stamelde ik, ongecontroleerd snikkend. ‘Nee toch?..’
Ik richtte mijn hoofd op en keek door een waas van tranen naar de mensen in 't lokaal. Ik verwachtte blikken van afkeuring of medelijden, maar ik zag tot mijn verbazing dat m'n openhartige uitbarsting ontroering had teweeggebracht. De arrogante salesmanager rechts van me had een verbeten, strijdbare trek om zijn smoel gekregen en een blik waaruit niet langer minachting, maar bewondering leek te spreken. De forse timmerman die recht tegenover me zat, leek uit z'n onverschilligheid ontwaakt en knikte me bemoedigend toe. De guitige, kordate verkoopster aan mijn linkerkant keek me met wijd geopende, stille ogen aan. Een intense, blozende warmte steeg in me op toen ik haar blik beantwoordde en in haar donkere ogen dezelfde pijn zag, die ons, hoe verschillend we ook waren, allemaal één maakte.
Ik wendde me tot de instructrice, die voor het projectiescherm stond, een stapeltje formulieren stijf vastgeklemd tussen haar benige vingers.
‘We zijn óók mensen’, hervatte ik met schorre stem mijn betoog, terwijl ik snotterend mijn neus ophaalde en mijn betraande ogen droog veegde met m'n mouw. ‘Dat blijven we, ook al is ons het voorrecht ontnomen om onze tijd op deze aarde in te ruilen voor geld, waarmee we ons bezittingen en verantwoordelijkheden op de hals kunnen halen...’
Iedereen staarde me sprakeloos aan.
‘We zijn nog steeds mensen’, ging ik verder. ‘Ook al zien we iedere ochtend de uitverkorenen naar plaatsen vertrekken, die voor ons nog slechts smartelijke herinneringen zijn... We zijn bedroefd, maar niet gebroken. Oh mevrouw van het UWV WERKbedrijf, samen zullen we vechten... Vechten voor een baan, dat ultieme geluk!’
Mijn gelaat gloeide. Per uitgesproken lettergreep werd mijn stem krachtiger. Terwijl ik de laatste woorden uitsprak ging ik staan en balde mijn vuist. Ik nam een kaarsrechte houding aan en staarde naar het projectiescherm.
Na enkele ogenblikken doodse stilte, waarin niemand zich leek te durven verroeren, begonnen twee mannen aarzelend te applaudisseren. Drie andere werklozen stonden op en begonnen traag en luid mee te klappen. Ook ik bracht mijn handen op elkaar. Langzaam zwol het voorzichtige applaus aan tot een daverende ovatie, die minutenlang aanhield.
Toen het geraas eindelijk wegstierf, leek het alsof de tl-buizen feller schenen. Het troosteloze lokaal baadde in een licht, dat bijna deed denken aan prille zonneschijn op een eerste mooie lentemorgen. We voelden ons ook lichter, alsof de zwaartekracht niet meer zo hard aan ons trok. We voelden ons als herboren - klaar voor de strijd.
P.S. Als je - in plaats van de modieuze (& werkloze) lul uithangen - tot een zeer select groepje wilt behoren, luister dan naar mijn Nijmeegse alter ego Dragan Skoda. Met name 't rauwe nummer Ppp (waarbij de titel een hommage is aan de eerste letter van m'n voornaam, jawel) is de moeite waard. Zelf trek ik die kille computerrotzooi trouwens niet. Ik ga weer analoog aan de gang, denk ik...